De Hoge Raad bevestigt dat een aandeel van 35% in een bouwkundig, maar niet kadastraal gesplitste woning een eigen woning kan zijn. Daarbij speelt een rol dat het aandeel in de woning overeenkomt met het bewoonde deel.
Een man was samen met zijn echtgenote voor 35% onverdeeld eigenaar van een woning. Zijn zwager en schoonzus waren onverdeeld eigenaar van de resterende 65%. De woning bestond uit twee bouwkundig, maar niet kadastraal gesplitste delen. De omvang van de door de stellen bewoonde delen kwam overeen met ieders aandeel in de onverdeelde eigendom van de woning. In geschil was of het aandeel van 35% in de woning voel aan te merken als eigen woning volgens de inkomstenbelasting. Hof Den Haag heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het hof constateerde namelijk dat de waardeontwikkeling van het door hen bewoonde gedeelte van de woning erflater en zijn echtgenote voor meer dan 50% aanging. Zie ook NTFR 2021/4274 en ‘35% aandeel in bouwkundig splitsbaar pand is toch woning’. De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend, echter zonder succes.
Omvang bewoonde deel correspondeert met aandeel
De Hoge Raad beredeneert dat hier de onroerende zaak slechts bouwkundig is gesplitst. Bovendien wijkt de omvang van het door de betrokkenen bewoonde gedeelte niet af van hun aandeel in de onverdeelde eigendom. In zo’n situatie kan hun aandeel in de waardeontwikkeling van de gehele onroerende zaak in beginsel worden geacht overeen te komen met een 100% belang in de waardeontwikkeling van het deel dat zij bewonen. In zo’n geval moet men immers ervan uitgaan dat aan de gedeelten van de onroerende zaak geen afzonderlijke waardeontwikkelingen zijn toe te rekenen. Dat de waardeontwikkeling van het door erflater en zijn echtgenote bewoonde gedeelte van de woning hen voor minder dan 50% aanging, is niet aangevoerd. Het hofoordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Bron @Taxence