De onderlinge verdeling van box 3 en de keuze voor het hele jaar fiscaal partnerschap kunnen na onherroepelijk vaststaande aanslagen niet meer worden aangepast.
Een vrouw is enig erfgenaam van haar in 2021 overleden echtgenoot. Voor het jaar 2021 hebben zij en haar man aangifte gedaan als fiscaal partners voor het hele jaar, waarbij de volledige gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen (box 3) aan de man is toegerekend. De inspecteur heeft de aanslagen overeenkomstig deze aangiften opgelegd. Later heeft de vrouw geprobeerd deze keuzes te wijzigen via herziene aangiften en een verzoek om ambtshalve vermindering, omdat de oorspronkelijke keuzes voor haar fiscaal nadelig uitpakten. De inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen, waarna de vrouw in beroep is gegaan.
Onherroepelijkheid van keuzes box 3 en fiscaal partnerschap
De rechtbank oordeelt dat de aanvankelijk gekozen verdeling van de gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen, en de keuze om voor het hele jaar als fiscaal partners te worden aangemerkt, niet meer kunnen worden gewijzigd nadat de aanslagen onherroepelijk vaststaan. Op grond van artikel 2.17 Wet IB 2001 kan de onderlinge verhouding voor de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen namelijk worden gewijzigd tot het moment waarop de aanslagen onherroepelijk vaststaan, maar daarna niet meer. De omstandigheid dat onherroepelijk geworden belastingaanslagen ambtshalve kunnen worden verminderd, betekent niet dat deze aanslagen hun onherroepelijkheid hebben verloren in het kader van artikel 2.17 Wet IB 2001. Het beroep van de vrouw wordt daarom ongegrond verklaard.
Bron @Taxence