Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een bv geen fiscale eenheid vormt voor de btw met haar dochtervennootschappen en geen recht heeft op aftrek van voorbelasting, omdat de managementdiensten om niet zijn verricht en de leningverstrekking is vrijgesteld.
Een bv wordt in april 2018 opgericht om financiering aan te trekken voor een beleggingsproduct door het uitgeven van certificaten van aandelen. De bv verkrijgt certificaten in een andere bv en leent vanaf medio 2018 geld uit aan deze vennootschap, waarvoor zij rente ontvangt. In augustus 2019 vraagt de bv samen met twee andere vennootschappen om een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De inspecteur wijst dit af, omdat er volgens hem geen sprake is van financiële verwevenheid tussen de bv en de andere vennootschappen. De bv voert aan dat zij via managementactiviteiten en het verstrekken van financiering wel degelijk verweven is met de andere partijen.
Geen fiscale eenheid zonder stemrecht
Het hof oordeelt dat de bv in 2018 alleen certificaten van aandelen bezit, terwijl de stemrechten bij de bestuurders van de administratiekantoren liggen. Hierdoor is er geen financiële verwevenheid: de zeggenschap over de aandelen en het recht op de inkomsten uit de aandelen zijn niet in dezelfde handen. Dit betekent dat de bv geen fiscale eenheid voor de omzetbelasting kan vormen met de andere vennootschappen.
Geen recht op aftrek voorbelasting
Omdat er geen fiscale eenheid is, beoordeelt het hof of de bv zelfstandig recht heeft op aftrek van voorbelasting. De activiteiten van de bv in 2018 bestaan uit het verstrekken van leningen (vrijgesteld van btw), het verrichten van managementdiensten (waarvoor geen vergoeding is bedongen en geen facturen zijn uitgereikt) en het aantrekken van financiering door uitgifte van certificaten (geen btw-belaste prestatie). Het hof concludeert dat de bv geen belaste prestaties verricht en dus geen recht heeft op aftrek van voorbelasting.
Bron @Taxence