Wie onroerend goed overdraagt aan een ex-partner tegen een te lage prijs, doet daarmee een schenking. Alleen als sprake is van een dringende morele verplichting kan een beroep op de vrijstelling voor een natuurlijke verbintenis slagen. Daarvan is in onderhavige uitspraak geen sprake, waardoor schenkbelasting verschuldigd is.
In 2010 verkoopt een man vier onroerende zaken voor € 233.900 aan zijn toenmalige echtgenote. Hij geeft de taxateur expliciet opdracht om ‘zo laag mogelijk’ te taxeren, terwijl de marktwaarde veel hoger ligt. De inspecteur legt in 2014 een aanslag schenkbelasting op voor het waardeverschil. De vrouw bestrijdt de aanslag: volgens haar ontbreekt bij de man de wil tot schenken en is de overdracht bedoeld om haar en de kinderen te beschermen tegen mogelijke beslaglegging op zijn ondernemingsvermogen. Na cassatie verwijst de Hoge Raad de zaak terug; Hof ’s-Hertogenbosch moet daarom opnieuw beoordelen of er sprake is van schenking én of de vrijstelling voor een natuurlijke verbintenis geldt. Het geschil draait dus om het wilsvereiste en de vrijstelling.
Bewuste bevoordeling bewezen
Hof ’s-Hertogenbosch constateert dat de man zijn vrouw doelbewust wil bevoordelen. Hij initieert de verkoop, instrueert de taxateur om laag te taxeren en accepteert een koopprijs ver beneden de werkelijke waarde. De echtelijke relatie en de omvang van het prijs-waardeverschil bevestigen die bedoeling. Dat hij tevens het gezin wil beschermen doet niet ter zake: motieven zijn niet beslissend, het gaat om de vraag of de vermogensverschuiving gewild is. Omdat ook de vrouw weet dat zij voor een te lage prijs koopt, is aan art. 1 lid 7 SW voldaan. Het hof stelt de schenking vast op € 251.782 vóór toepassing van de vrijstelling.
Geen natuurlijke verbintenis
De vrouw beroept zich op de vrijstelling voor voldoening aan een natuurlijke verbintenis: de overdracht zou bedoeld zijn om haar en de kinderen financieel veilig te stellen bij eventuele bedrijfsproblemen. Het hof vindt dat onvoldoende. Een natuurlijke verbintenis vereist een objectief dringende morele plicht die de maatschappij als passend ziet. De wens de partner ‘niet onbemiddeld’ achter te laten bij mogelijke schulden of beslag vormt niet zo’n plicht. De inspecteur hoeft dus geen vrijstelling toe te passen. Na aftrek van de algemene vrijstelling resteert een belaste verkrijging van € 249.782; het hoger beroep van de vrouw is ongegrond.
Bron @Taxence