pexels-caio-67112-min

A-G: inspecteur mag aanslag opleggen vóór aangiftetermijn

A-G ziet geen bezwaar tegen ambtshalve aanslagoplegging voordat de door de inspecteur gestelde aangiftetermijn is verstreken.

Een Luxemburgse vennootschap bezit sinds 2003 een onroerende zaak in Nederland. In 2018 heeft de inspecteur haar een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, nog vóórdat de aangiftetermijn was verstreken en voordat de vennootschap aangifte had gedaan. De inspecteur corrigeert de winst omdat het pand door gelieerde partijen – waaronder de ultimate beneficial owner (ubo) – gratis wordt gebruikt, terwijl bij verhuur aan een onafhankelijke partij een zakelijke huur zou zijn bedongen. De bv stelt dat de aanslag onrechtmatig is omdat deze te vroeg wordt opgelegd, dat de hoorplicht en diverse beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden, en dat de huurcorrectie onjuist is. Hof en rechtbank hebben deze bezwaren afgewezen. In cassatie beoordeelt de advocaat-generaal of de inspecteur, ondanks uitnodiging tot aangifte, de aanslag mag opleggen voordat de termijn verstrijkt en of de huurcorrectie terecht is vastgesteld.

Ambtshalve aanslag voor termijn

De A-G oordeelt dat artikel 11, lid 2 AWR de inspecteur toestaat de aanslag ambtshalve vast te stellen zonder dat de gestelde aangiftetermijn eerst verloopt. Ook al heeft de inspecteur de vennootschap uitgenodigd om vóór 1 juni 2019 aangifte te doen, het uitstel van aangifte tot 1 november 2019 doet niets af aan de reeds op 20 april 2019 opgelegde, materieel correcte aanslag. Er is geen rechtsregel die het opleggen vóór afloop van de termijn verbiedt en de vennootschap heeft geen feitelijk nadeel geleden door dit vroege moment. Deze voortvarende aanslag is een menselijke handeling geweest, maar niet onzorgvuldig in die zin dat het vertrouwen in de inhoud of het bestaansrecht van de aanslag is geschaad.

Verder bevestigt de procureur-generaal dat de inspecteur terecht een zakelijke huur tot de winst heeft gerekend, omdat gelieerde partijen het pand gebruikten zonder vergoeding. De overige klachten van de vennootschap, zoals over de hoorplicht en proceskosten, slagen niet. De A-G adviseert daarom het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Bron @Taxence