Bij een faillissement van een fiscale eenheidsdochter kan die vennootschap haar schulden veelal niet meer voldoen. De vennootschap gaat failliet en wordt ontbonden. De onbetaalde schulden vallen hiermee als het ware vrij. Hierdoor is mogelijkerwijs sprake van een vrijvalwinst binnen de fiscale eenheid.
In het arrest Hoge Raad 14 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5122, oordeelde de Hoge Raad dat de vrijval van onbetaalde schulden binnen een fiscale eenheid vennootschapsbelasting (FE) tot de winst behoort. Goedkoopmansgebruik verplicht dan tot winstneming als zo goed als zeker vaststaat dat de schuldenaar bepaalde schulden niet meer voldoet. Hierbij is overigens geen sprake van het prijsgeven van rechten. De winst is bij de moedermaatschappij belast.
Fokker II-arrest
Een ander belangrijk arrest is Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3269. Dit arrest staat ook wel bekend als het Fokker II-arrest. Hierin herhaalt de Hoge Raad zijn oordeel uit het arrest van 14 oktober 1992. Goedkoopmansgebruik verplicht het nemen van winst indien de omstandigheid vaststaat, of zo goed als zeker is, dat bepaalde schulden niet of niet volledig zullen worden voldaan. Bij een faillissement van een vennootschap is hiervan in eerste instantie nog geen sprake. Dan wordt de ondernemer niet van zijn schulden bevrijd, die blijven civielrechtelijk intact. Zelfs niet na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Pas bij verjaring of formele kwijtschelding treedt de belaste vermogensvermeerdering op. Conclusie is dat uit het Fokker II-arrest volgt dat onbetaalde schulden niet vrijvallen door beëindiging van het faillissement.
Meer informatie
Mr. Marieke Hendrikx en mr. Quinty Partouns van HLB van Daal gaan in de e-learning ‘Het beperken van de risico’s van een naderend faillissement binnen de fiscale eenheid vennootschapsbelasting’ in op mogelijke vrijvalwinst bij een faillissement van een dochtervennootschap. Daarbij komt ook de samenhang tussen de arresten van 14 oktober 1992 en 18 oktober 2002 aan bod.
Bron @Taxence