Betalen van een instapvergoeding van € 750 per auto betekent dat het bedrijfsmodel van een gemachtigde niet kwalificeert als no cure no pay, waardoor de WHpkv niet van toepassing is bij proceskostenvergoeding.
Een man procedeert over een bpm-geschil. Eerder heeft de Hoge Raad bij tussenarrest van 6 juni 2025 (ECLI:NL:HR:2025:862) al beslist dat de inspecteur moet worden veroordeeld in de proceskosten voor de bezwaar- en hoger beroepsfase. Nu ligt alleen nog de omvang van de proceskostenvergoeding in cassatie ter beoordeling. De Hoge Raad heeft de man verzocht om nadere gegevens te verstrekken. Het gaat hierbij om gegevens waaruit blijkt dat zijn zaak een bijzonder geval vormt als bedoeld in het arrest van 17 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:46). De man, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bij bericht van 6 juni 2025 van die gelegenheid gebruikgemaakt. Het geschil betreft de vraag of de proceskostenvergoeding berekend moet worden met toepassing van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm (WHpkv) of niet.
Geen no cure no pay bij instapvergoeding
De Hoge Raad heeft op 26 september 2025 in negen soortgelijke zaken geoordeeld dat de betrokken belanghebbenden erin zijn geslaagd buiten redelijke twijfel te bewijzen dat het bedrijfsmodel van de gemachtigde, beoordeeld naar de situatie op het moment waarop beroep in cassatie is ingesteld in het jaar 2024, niet het kenmerk heeft van optreden op basis van no cure no pay. Met voldoende gegevens is onderbouwd dat deze gemachtigde in het jaar 2024 voor elke op te starten procedure een instapvergoeding van € 750 exclusief omzetbelasting per betrokken auto in rekening brengt, ongeacht de uitkomst van die procedure. Een instapvergoeding van € 750 exclusief omzetbelasting per betrokken auto is niet dusdanig laag dat kan worden gesproken van rechtsbijstandverlening op een grondslag die in wezen overeenkomt met rechtsbijstandverlening op basis van no cure no pay.
Dit betekent dat de man erin is geslaagd te bewijzen dat zijn geval is aan te merken als een bijzonder geval als bedoeld in het arrest van 17 januari 2025. De Hoge Raad berekent de vergoeding van de proceskosten van deze cassatieprocedure daarom zonder inachtneming van de WHpkv. De Hoge Raad kondigt aan dat met betrekking tot volgende beslissingen over de omvang van de vergoeding van kosten van rechtsbijstand in elke andere door deze gemachtigde in het jaar 2024 bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte procedure over de bpm waarin wordt gesteld dat sprake is van een bijzonder geval, ervan zal worden uitgegaan dat de gemachtigde niet werkt op basis van no cure no pay.
Bron @Nextens