Met ingang van 1 juli 2025 wijzigen de regels omtrent de btw-positie van holdings. Dat komt door de intrekking van twee beleidsbesluiten, waaronder de zogeheten Holdingresolutie. Belangrijke bepalingen in deze besluiten waren dat:
- de zuivere houdster (geen btw-ondernemer) is op te nemen in de fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting. Daarbij geldt als voorwaarde dat deze houdster als beleidsbepalend en sturend orgaan een wezenlijke economische functie binnen het concern vervult.
- in principe geen beperking van de aftrek van voorbelasting plaatsvindt voor een holding die wat betreft het houden aandelen geen btw-ondernemer is maar voor andere prestaties wel btw-ondernemer is.
- Onder voorwaarden de kosten inzake aandelenverkoop kwalificeren als algemene kosten. Men mag in beginsel de verkoopopbrengst buiten de pro rata rekenmethode houden.
Houden van aandeel als economische activiteit
Volgens vaste Europese jurisprudentie behoort het houden van aandelen tot een economische activiteit als sprake is van inmenging in het beheer van de dochterondernemingen die gepaard gaat met btw-belaste handelingen. De holding moet hiervoor dus wel een vergoeding voor de inmenging vragen, omdat anders geen sprake is van btw-belaste prestaties. Een ander attentiepunt is aan de orde bij kostendoorbelastingen, zo stelt Van Vilsteren. Bij een kostendoorbelasting is niet zonder meer sprake van een belastbare prestatie voor de btw. Voor een prestatie is namelijk mede vereist dat tegenover een betaling een handelen (of een nalaten) als ondernemer is te bepalen. In dit kader is het advies om ten aanzien van kostendoorbelastingen deze zo veel mogelijk vast te leggen in schriftelijke overeenkomsten op basis waarvan de holding bepaalde goederen of diensten in mag kopen ten behoeve van de dochtermaatschappij.
Bron @Taxence