10

Valutawinst na fusie is geen earn-outvergoeding

Als een holding een deelneming verwerft tegen een vast bedrag dat zij schuldig blijft, valt een valutawinst over de aankoopsom niet onder de deelnemingsvrijstelling.

Een bv hield zich tot 1 januari 2014 uitsluitend bezig met houdster- en/of financieringsactiviteiten. Vanaf 2014 deed zij haar aangifte vennootschapsbelasting in Amerikaanse dollars. Op 24 januari 2014 kocht zij voor 24.493.878 Maleisische ringgit (MYR) alle aandelen in een andere bv. Deze dochtervennootschap was vooral actief in de marketing van en handel in smeeroliën van een groep. De volgende dag fuseerde de bv met de gekochte dochtervennootschap. Daarbij was de moedervennootschap de verkrijgende vennootschap en de dochtervennootschap de verdwijnende vennootschap. De juridische fusie vond fiscaal gezien plaats op 1 januari 2014. Dankzij de toepassing van de fusiefaciliteit bleef de heffing van vennootschapsbelasting achterwege. Op het fusietijdstip had de moedervennootschap nog ruim $ 68 miljoen aan voorwaarts te verrekenen houdster-en financieringsverliezen. De dochtervennootschap beschikte op het fusietijdstip niet over compensabele verliezen.

Valutawinst buiten deelnemingsvrijstelling

De bv gaf in haar aangifte vennootschapsbelasting over 2015 een valutawinst op van ruim $ 1,2 miljoen. Doordat zij deze winst verrekende met haar voorfusieverliezen, bedroeg de belastbare winst slechts $ 620.827. Tenminste, dat dacht de bv. Maar de inspecteur weigerde de valutawinst te verrekenen met de voorfusieverliezen. De bv begon daarop een beroepsprocedure. Ten eerste stelt zij dat de valutawinst voortvloeit uit het schuldig blijven van de koopsom van de dochtervennootschap. Daardoor zou de valutawinst onder de deelnemingsvrijstelling vallen. Maar Rechtbank Den Haag verwerpt dit standpunt. De aankoopprijs van het belang in de dochtervennootschap was een van tevoren overeengekomen vast bedrag. De valutawinst vloeit daardoor niet voort uit een earn-outregeling. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om een onzekere valutafactor ook onder de deelnemingsvrijstelling te laten vallen.

Geen verrekening met voorfusieverliezen

De volgende vraag is of de valutawinst is te verrekenen met de voorfusieverliezen. De rechtbank oordeelt dat dit evenmin mogelijk is. Hierbij is overigens van belang dat in 2015 de houdsterverliesregeling nog bestond. In 2015 bestonden de activiteiten van de bv voor minder dan 90% uit houdsteractiviteiten. De bv kwalificeert niet meer als een houdstermaatschappij. Dat vanwege de toepassing van de fusiefaciliteit een winstsplitsing moet plaatsvinden, doet daar niets aan af. De rechtbank verwerpt de stelling van de bv dat men voor de werkzaamhedentoets de juridische fusie dient te negeren. Deze toets vond namelijk plaats op het niveau van de moedervennootschap. De rechtbank verklaart het beroep van de bv ongegrond.

Bron @Taxence