Het niet opgeven van buitenlands inkomen en vermogen is in beginsel grove schuld dan wel opzet als iemand geen respectievelijk wel een uitnodiging tot het doen van aangifte heeft ontvangen.
Een man en zijn echtgenote hebben van 1997 tot 2002 in de Verenigde Staten van Amerika (VS) of in het Verenigd Koninkrijk (VK) gewoond. Sinds 5 augustus 2002 wonen zij weer in Nederland. Tijdens hun verblijf in het buitenland hebben de echtgenoten bankrekeningen geopend bij een bank in Jersey. Vanaf eind 2002 is de man werkzaam als IT-adviseur voor diverse maatschappijen in Noorwegen geweest. Hij krijgt de betalingen voor zijn werkzaamheden gestort op een van de rekeningen bij de bank in Jersey. In 2009 richt de man een bv op, waarna hij zijn werkzaamheden vanuit de bv verricht. In 2008 is al een bedrijf opgericht op de Britse Maagdeneilanden. De man en zijn echtgenote is ieder voor de helft aandeelhouder van dat bedrijf.
Verzwegen buitenlands vermogen
Voor de jaren 2004 tot en met 2007 heeft de man geen verzoek ingediend bij de Nederlandse fiscus om aangifte IB/PVV te doen. De Belastingdienst heeft hem evenmin daartoe uitgenodigd. Voor deze jaren zijn daarom geen aangiften ingediend en geen aanslagen opgelegd. De man heeft wel aangifte gedaan voor het jaar 2008, maar daarin niet de buitenlandse inkomsten als IT-adviseur en evenmin buitenlandse box 3-bezittingen en schulden vermeld. De aanslag IB/PVV 2008 is conform de aangifte vastgesteld. Voor de jaren 2009 tot en met 2015 heeft belanghebbende aangiften IB/PVV gedaan, maar geen buitenlandse spaartegoeden vermeld. De echtgenote heeft voor de jaren 2005 tot en met 2008 aangiften IB/PVV gedaan en daarin spaartegoeden, inclusief tegoeden bij de bank in Jersey vermeld. Het box 3-inkomen is volledig aan haar toegerekend.
Melding vrijwillige verbetering
Medio 2016 ontvangt de inspecteur een melding vrijwillige verbetering van het echtpaar, waarin inkomsten uit arbeid, geld op bankrekeningen en waardepapieren zijn aangegeven. De fiscus vraagt om nadere gegevens, waarop de man reageert met aanvullende informatie en verzoeken om uitstel. Uiteindelijk legt de inspecteur de man navorderingsaanslagen IB/PVV op voor de jaren 2004 tot en met 2015, gebaseerd op de verstrekte informatie en de saldi op de Zwitserse bankrekening van het bedrijf op de Britse Maagdeneilanden. Daarbij legt de inspecteur de man ook vergrijpboetes op. De man start een beroepsprocedure tegen de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes.
Vermindering navorderingsaanslagen
Rechtbank Gelderland constateert dat de navorderingsaanslagen zijn gebaseerd op informatie die de inspecteur van het echtpaar heeft ontvangen. De Belastingdienst heeft op grond van de normale regels van de bewijslast de hoogte van de navorderingsaanslagen al grotendeels aannemelijk gemaakt. Daarom hoeft de rechtbank niet te toetsen of omkering en verzwaring van de bewijslast moet plaatsvinden. De inspecteur heeft echter zelf geconstateerd dat vermindering van enkele navorderingsaanslagen moet plaatsvinden. Daarom is het beroep van de man op dit punt gegrond.
Bewijsuitsluiting en inkeerregeling
Wat betreft de opgelegde vergrijpboetes, de rechtbank oordeelt dat de door belanghebbende verstrekte informatie vrijwillig is en niet onder dwang. Daardoor is bewijsuitsluiting hier niet aan de orde. De inspecteur mocht de informatie gebruiken voor de boeteoplegging. Voor de jaren 2004 tot en met 2007 acht de rechtbank opzet niet bewezen. De man had toen nog geen uitnodiging ontvangen voor het doen van aangifte. Daardoor was hij zich misschien niet bewust van zijn verplichting om inkomen en vermogen op te geven. Wel was sprake van grove schuld. Voor het jaar 2008 acht de rechtbank opzet wel bewezen. De man heeft over dat jaar immers inkomen en vermogen in zijn aangifte over 2008 verzwegen. De boeten voor de jaren 2005 tot en met 2007 worden verminderd tot 20% van de nagevorderde belasting, en voor 2008 blijft de boete gehandhaafd op 40% voor box 1 en 60% voor box 3.
Bron @Taxence