Bereid vooroverleg over gebruikelijk loon goed voor

De gebruikelijkloonregeling leidt nog regelmatig tot de nodige discussie. Vooroverleg is mogelijk maar het is verstandig om je goed voor te bereiden.

In een artikel in Vakblad FamilieZaken behandelt mr. Robert Rutgers, werkzaam bij Belastingdienst Grote Ondernemingen Midden de problematiek van het gebruikelijk loon. Rutgers wijst erop dat de gebruikelijkloonregeling al in 1997 is geïntroduceerd, maar nog steeds tot discussie leidt. De regeling is bovendien in de afgelopen tien jaar op diverse onderdelen verscherpt en op andere onderdelen versoepeld. Zo is in 2017 een regeling ingevoerd voor startende, innovatieve vennootschappen. Deze vennootschappen mogen het gebruikelijk loon van hun dga’s stellen op het wettelijk minimumloon. In 2019 is deze regeling verruimd door middel van een toezegging in het Handboek loonheffingen. Kwalificeert een startende onderneming niet als innovatieve start-up? Dan mag deze werkgever toch tijdelijk uitgaan van een loon dat lager is dan wat gebruikelijk is voor het niveau en de duur van het werk. Maar dit loon mag niet lager zijn dan het wettelijk minimumloon dat past bij het aantal uren dat de dga werkt voor de onderneming. De werkgever mag uitgaan van een lager loon als hij het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen. Hij mag dit in beginsel maximaal drie jaar doen vanaf het moment dat de vennootschap of coöperatie inhoudingsplichtig wordt.

Verzoek om lager gebruikelijk loon

In situaties waarin nog onduidelijkheid bestaat over het toe te passen gebruikelijk loon, kan men vooroverleg voeren met de Belastingdienst. Rutgers legt uit dat een verzoek om vooroverleg in ieder geval de naam, adres en woonplaatsgegevens van de betrokken personen en het lichaam moet bevatten. Het verzoek moet ook de specifieke casus waarop het verzoek ziet melden en beschrijven. De belanghebbende moet samen met zijn standpunt alle relevante feiten en omstandigheden noemen. Rutgers geeft aan dat men bij een verzoek om een lager gebruikelijk loon in ieder geval het volgende moet vermelden:

  • een gedetailleerde omschrijving van de (aard en omvang van de) concrete werkzaamheden die de (partner van de) aanmerkelijkbelanghouder verricht voor het lichaam in het jaar;
  • lonen van werknemers met een meest vergelijkbare dienstbetrekking waarbij een aanmerkelijk belang géén rol speelt. Daarbij moet men een onderbouwing geven waarom dit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is;
  • het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van het lichaam of een daarmee verbonden lichaam; en
  • de argumenten waarom de (partner van de) aanmerkelijkbelanghouder geen of een lager loon moet genieten dan volgens de bewijsregels het geval zou zijn.

Wet: art. 12a Wet LB 1964

Handboek: paragraaf 16.1 Handboek Loonheffingen 2019

Bron @Taxence